De Franse componist Jean de Sainte-Colombe werd bekend bij het grote publiek dankzij de film Tous les matins du monde van Alain Corneau. In Frankrijk werd hij in de 18de eeuw beschouwd als de belangrijkste gambist uit de 17de eeuw. Zijn Concerts à deux violes esgales bevinden zich halfweg tussen de oude muziek voor een ensemble van gamba's, die vooral in Engeland werd uitgevoerd, en de nieuwe Franse solistische muziek voor bas-viola da gamba. De Concerts getuigen van een verscheiden schriftuur die gebaseerd is op onder meer het contrast tussen eenvoud en virtuositeit, tussen een spel met melodieën en harmonieën. Sainte-Colombe hanteert een breed palet aan klankkleuren en maakt gretig gebruik van de grote tessituur van het instrument, waarbij hij de bijzondere klank van elke register op de voorgrond brengt: het klagende hoge register, het mysterieuze en nostalgische middenregister en het somberdere of ruwere karakter van de bas.